Eigenheimers deel 19

Broodje kroket

 

Neusje groeide op in de beschermende omgeving van het klooster onder de vleugels van z’n moeder.

Soms smokkelde ze hem mee naar z'n vader W., die het kind in een gulle bui een zelfgemaakte speelgoedtrein cadeau deed.

Terug in het klooster, waar ‘De Kleine Neus’ met z'n trein zat te spelen, hoorde z'n moeder in de keuken steeds gebrabbel waarbij ze zich afvroeg: “Wat zegt ie nou?” “Stajon Zuid, alle hooiers en poeren overstappe; stajon Centraal, alle ooiers en oeren overstappe, stajon Noord, alle pooiers en hoeren overstappe.”

Moeder greep in stuurde De Kleine Neus naar z'n kamer en zei dat hij zulke woorden absoluut niet mocht gebruiken.

Na een uur kamerstraf mocht Neusje weer naar beneden en ging weer braaf met z'n treintje spelen.

Het eerste wat hij zei: "Dames en Heren, excuses voor het uur oponthoud, maar dat lag aan die trut in de keuken.”

De eerste scheurtjes verschenen; ze hield het niet meer uit en besloot tot een bekentenis.

“Meneer Pastoor”, zei ze, “Ik biecht alles op; het is mijn kind en ik wil niet meer dat W., die een slechte invloed heeft op Neusje, zich nog langer met de opvoeding bemoeit.

Kunt u daarvoor zorgen? Ik heb 'm gebaard dus is het mijn kind!”

De Pastoor, die gewend was alle vragen door te sturen naar God en meestal wel snel antwoord kreeg, loste dit eens zelf op.

“Lieve schat”, zei meneer Pastoor, “Als ik geld in een automatiek gooi en een kroket trek; van wie is die dan?”

De Non, in de overtuiging dat dit antwoord van boven kwam en al blij was dat haar zonden waren vergeven, ging vanaf die dag weer regelmatig bij W. op bezoek en nam dan steevast een broodje kroket mee.

“Geen mosterd?”, was het eerste wat hij zei, maar wel als dank spontaan de Heer ging loven.

Zij zag dit alles als een stille hint van boven.

 

 
 
Image Description