Eigenheimers deel 17

De Non

 

Wie ook bijna een reisje met de pannenkoekenboot had kunnen maken was Dorus, die bij werkzaamheden op zijn balkon z'n evenwicht verloor en van drie hoog naar beneden zeilde, echter wel van ‘geluk bij een ongeluk’ mocht spreken omdat hij nog net met z'n oog achter een spijker was blijven hangen, wat hem naast een blijvende blindheid aan dat oog, ook een – zij het wat eenzijdige – positieve kijk op het leven opleverde.

Wie ook altijd positief was, was de veldwachter, wat bleek bij een demonstratie van blaaspijpjes op een open dag van justitie, maar dat werd in die kringen onder de pet gehouden.

De Non, die tegenwoordig ook sociaal werkster was en in die hoedanigheid ook de gevangenis bezocht, hield ook dingen onder d'r habijt, zoals haar bezoek aan De Neus, die daar toevallig net z'n verdiende loon ophaalde.

Dat W. – zoals De Neus ook wel werd genoemd – een echte kermisklant was, werd duidelijk nadat hij nog steeds, dagelijks meerdere keren achter elkaar, de kreet “Kwartje erin, klokje eruit!” oreerde, die hij van kinds af aan dagelijks had gehoord van de buurman; de met zijn grijpautomaten rijk geworden vader van De President van BZN.

Kleine wereld is het toch, maar we dwalen af.

De Non – niet ongevoelig voor de charmes van W. – beviel negen maanden later van een prachtige zoon.

Haar zwangerschap had ze al die tijd verborgen weten te houden door het dragen van een steeds iets grotere kledingmaat.

Neusje – door haar liefkozend zo genoemd – werd in een rieten mandje bij de voordeur van het klooster gezet waar hij liefdevol werd ontvangen en opgroeide.

Zijn eerste woordjes waren: “Kwartje erin, klokje eruit.” Iets dat duidelijk in z'n genen zat.

 

 
 
Image Description