Leef
Het viel De Dichter zwaar maar de drang was te hoog; hij sliep de laatste tijd niet goed en hij voelde zich gevangen; de vrijheid riep.
Hij moest en zou verder trekken met zijn camper en z'n hond Lotus. De dromenvanger, die ook al eens in een kraampje op een festival had gehangen waar André Hazes junior optrad, was daar mede debet aan, althans het refrein;
“Leef! Alsof het je laatste dag is, leef! Alsof de morgen niet bestaat leef! Alsof het nooit echt af is en leef! Pak alles wat je kan en ga, a, a, a”
Elke morgen bij het ontwaken spookte dat refrein door z’n hoofd. Niet dat hij dit liedje ooit echt had gehoord, hij had niet eens een radio, omdat hij – zo doof als een kwartel – toch nooit de teksten verstond.
Bij dromenvangers had je gelukkig geen oren nodig. Met een gevulde koelkast en een volle tank was hij eigenlijk meer dan gelukkig, hij keek niet meer achterom en liet de polder, misschien wel voorgoed, achter zich.
De Deerne zou zich wel redden, net zoals Desalniettemin en Niettegenstaande, haar halfzussen, die inmiddels in de leegstaande slagerij van Balletje in de Stalstraat een Surinaams eettentje waren begonnen. En die konden wel een paar handjes extra gebruiken.
O., de boerenzoon uit Kots, die met wat boeren bij hem uit de buurt een werkbezoek bracht aan boer Pipo, de vader van Kloon, hield ook erg van Surinaams eten en nam de gelegenheid waar: “Noe amme d'r toch bin… HaHa.”
Boer P., een collega van O., die er met zijn cowboylaarzen, strakke broek en laag uitgesneden T-shirt, waar het borsthaar welig bovenuit tierde, uitzag als een rockster en ook een groot fan was van Jake Schot, viel als een blok voor De Deerne en stond de andere dag met een grote bos bloemen aan haar deur: “Noe amme d'r toch bin…”, was ook zijn motto.
De Dichter, inmiddels al een flink eind op pad, kreeg via via de tip over een straatfestival, waar hij misschien met wat voordrachten een zakcentje kon verdienen.
Aangekomen op dat dorp, niet veel groter dan Eigen-Heim, waren de complete hoofdstraat en het plaatselijke voetbalveld verbouwd tot festivalterrein met onder andere een schiettent, zweefmolen en diverse foodtrucks.
Hij kreeg ergens achteraf in een doodlopend straatje een plekje toegewezen om z'n dichtkunsten te laten horen.
De vergoeding, die bestond uit wat consumptiebonnen en een gratis parkeerplek, was in elk geval meegenomen.
Later op de avond klonk uit één van de tenten verderop waar 't hoofdpodium stond: “Leef! En Ga, a, a, a.”